“We gaan een verdiepinkje naar beneden, want het is tijd voor jullie welverdiende eindontspanning,” kondigt Amanda aan. Om mij heen zie ik mensen sokken aandoen, een trui over hun hoofd heen trekken of zich wikkelen in één of meerdere dekentjes. Hoewel de vanuit de verte zwiepende windvlagen hoorbaar door de lantaarnverlichte straat razen en uitnodigen om je ergens in te hullen, voel ik nog de warmte van de eerdere inspanningen. “Er valt regelmatig iemand in slaap,” had Amanda er al eens over gezegd. De rust bij anderen lijkt inderdaad bijna tastbaar als ik nog snel om me heen kijk voor ik zelf ga liggen. Maar de ogenschijnlijke eenvoud van Shavasana blijkt bedrieglijk: voor mij is ze namelijk net zo lastig als de ademhalingsoefeningen.
Langzaam begeleid ik mijn lichaam naar beneden, mijn blik naar het plafond gericht. Mijn heupen raken de mat, gevolgd door mijn schouderbladen en de achterkant van mijn hoofd. Onrustig wiebel ik heen en weer om de rest van mijn rug ook tot de mat te brengen, maar dat lukt me niet. Ik besluit mijn onderrug lichtjes boven de mat te laten zweven. Mijn oren vangen van buiten het geluid op van een scooter die veel te hard door de straat racet. De muziekklanken in de yogaruimte hebben inmiddels een andere vorm en kleur gekregen, zoals altijd het geval is bij deze overgang van de les. Gespannen wacht ik op de begeleidende stem van Amanda, want zonder kom ik niet tot enige rust.
“Adem een keer diep in, via je buik, borst, keel, misschien zelfs wel je schouders, en adem weer uit – misschien wel door je mond,” begint de yogadocente. Het valt me op dat de stem van Amanda anders is dan eerder in de les: het is een rustige variant van de springerige en aanstekelijke vrolijkheid die ik inmiddels ken. Onder begeleiding van haar stem laat ik me meenemen in een lichaamsscan. “Je voelt hoe bij iedere uitademing je lichaam zwaarder wordt en dieper in de mat zinkt. Geef je over aan de zwaartekracht.” Ik check mijn lichaam: de helft ervan zweeft nog steeds boven de mat. “Hoe dan? Hoe moet dit?” vraag ik mezelf gefrustreerd af.
Als we bij het borstgebied zijn beland, merk ik op dat deze in een hoog ritme rijst en daalt: mijn inademing blijft – zoals wel vaker – steken bij mijn keel. Gefocust stuur ik de ademhaling naar mijn buik. Langzaam ontstaat er een diepere ademhaling. Mijn borst komt eerst omhoog, dan mijn buik, en ik vraag me af in welke volgorde dat eigenlijk hoort te zijn. Bij de uitademing laat ik mijn spieren los om me over te geven aan de zwaartekracht. Nu zakt mijn lichaam iets richting de mat. Een intense pijn veroorzaakt een spierreflex: alles zit weer muurvast en mijn lichaam komt opnieuw van de mat af. Na een aarzeling herhaal ik wat ik zojuist deed, alleen nu laat ik mijn spieren met wat weerstand los. Stap voor stap ontstaat er enige vorm van beweeglijkheid in mijn inmiddels gevoelige rug.
Een hoge en verfijnde trilling van een zacht tikje op de klankschaal verspreidt zich in de ruimte: het einde van de les nadert. Mijn lichaam voelt op bepaalde plekken niet meer muurvast, maar stroef en gevoelig. “Je mag beginnen met het maken van kleine bewegingen, zoals het bewegen van je vingers of het wiebelen van je tenen,” benoemt Amanda. Met dezelfde zachtheid richting rust begeleidt ze ons nu om ons lichaam wakker te maken. “Maak de bewegingen langzaamaan wat groter. Luister naar je lichaam. Wat heeft ze nodig? Wil je je juist uitstrekken of klein maken?” Ik probeer beide uit en ontdek dat me klein maken voelt als een rug massage die de gevoeligheid lichtjes verzacht.
“En als je zover bent, mag je rustig overeind komen”, sluit Amanda de eindontspanning af. Zo snel ik kan, zit ik rechtop. Om mij heen zie ik dat mensen nog op hun rug of zij liggen, sommigen met hun voeten op de mat. Langzaam komen één voor één alle ontspannen gezichten tot leven. Ook ik heb ondanks alles een klein deel van mijn spanning losgelaten. Buiten doen de samengepakte wolken boven de woonwijk hetzelfde: het is inmiddels begonnen met regenen.